Reglementering & algemene voorwaarden

NBN S21-050

Belgische norm voor keuring en onderhoud blusmiddelen conform NBN S21-050 en NBN 671-3
Blusmiddelen voorzien in het gebouw is al één vereiste maar het onderhoud op deze materialen laten uitvoeren is veruit de belangrijkste factor om te kunnen rekenen op een preventief brandbestrijdingbeleid. Tevens is het bij wet verplicht om jaarlijks een keuring te laten uitvoeren door een gespecialiseerd en erkend bedrijf.

Taken verantwoordelijke persoon brandpreventie

– NBN S21-050 – par. 4
– KB 28/03/2014

Het wordt de verantwoordelijke persoon of zijn vertegenwoordiger aanbevolen om met regelmatige tussenpozen routineschouwingen uit te voeren op de draagbare brandblussers om zich ervan te vergewissen dat iedere brandblusser:

– zich op de aangegeven plaats bevindt;
– goed zichtbaar en bereikbaar is;
– voorzien is van een passende en leesbare gebruiksaanwijzing, die naar buiten is gericht;
– kennelijk niet beschadigd is;
– indien deze met een drukmeter is uitgerust, de naald in de groene zone heeft staan;
– wel degelijk voorzien is van veiligheidszegels en dat deze bovendien niet verbroken zijn.

De verantwoordelijke persoon moet – in voorkomend geval – maatregelen nemen met het oog op een corrigerende actie.
De schouwingen moeten ten minste om de drie maanden en bij voorkeur maandelijks worden uitgevoerd.
Indien de omstandigheden dit vereisen, moet de schouwingsfrequentie worden verhoogd.

Volgens het KB van 28/03/2014 (Art. 25 – 8°) dient de data van de controles en de onderhoudsbeurten van de beschermingsmiddelen tegen brand, evenals de vaststellingen gedaan tijdens deze controles geregistreerd te worden in een logboek.

Voorschriften voor brandveiligheid volgens wettelijke norm ARAB 52

De meeste gebouwen zijn onderworpen aan de wettelijke reglementering tot het brandveilig maken van gebouw en compartimenten en het voorzien van materiaal voor een goede brandpreventie. Afhankelijk van het type activiteit of bestemming van het vastgoed, zijn er voorschriften die moeten gerespecteerd worden om in orde te zijn voor de brandweer, verzekering en vooral voor de mens zelf. Via onderstaande link lees je de officiële wettekst.

1. Algemeenheden.

Art. 52.1.1.

Onverminderd de andere wettelijke of reglementaire bepalingen ter zake, en onverminderd de bijzondere voorwaarden die bij de vergunningsbesluiten waarvan sprake in titel 1 van dit reglement kunnen opgelegd worden, neemt de werkgever de nodige maatregelen door de omstandigheden aangewezen om:

a) brand te voorkomen;
b) ieder begin van brand snel en doeltreffend te bestrijden;
c) in geval van brand:
te waarschuwen en alarm te geven;
de veiligheid van de personen te verzekeren en zo nodig voor hun snelle en gevaarloze ontruiming te zorgen;
onmiddellijk de gemeentelijke of gewestelijke brandweer te verwittigen.

Art. 52.1.2.

De graad van weerstand tegen brand bedoeld in dit reglement is bepaald bij de norm NBN 713.020/1968 betreffende de weerstand tegen brand van de bouwelementen. Afwijking MB 06-01-1975 : voor liftdeuren : In afwijking van de voorschriften van artikel 52.1.2. van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, dat de graad van weerstand tegen brand van de bouwelementen bepaalt overeenkomstig de norm NBN 713-020, wordt voor portaaldeuren van liften bij de bepaling van verme de graad van weerstand tegen brand, het criterium inzake thermische isolatie uitgesloten.

Art. 52.1.3.

Op aanvraag van de burgemeester of de bevoegde ambtenaar, is de werkgever verplicht het bewijs te leveren dat de bepalingen van de artikelen 52.3. en 52.7. nageleefd zijn wat het gedrag bij brand van bouwelementen betreft (kolommen en balken van het geraamte, muren, wanden, vloeren, zolderingen, valse zolderingen, trappen, deuren). Indien hij dat bewijs niet kan leveren, is hij verplicht een schriftelijke en door hem ondertekende beschrijving te geven van de samenstelling van elk van de bouwelementen waarvoor het voormelde bewijs niet kan geleverd worden. 2. Classificatie. Voor de toepassing van de bepalingen van dit arfikel, worden de lokalen in drie groepen ingedeeld:

Art. 52.2.1. Lokalen van de eerste groep

De eerste groep omvat de lokalen waarin opgestapeld of dagelijks aangewend worden: 52. 2.1.1. : ontvlambare vloeistoffen waarvan het ontvlammingspunt lager is dan of gelijk is aan 21° C, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 50 l, met uitzondering van de ontvlambare vloeistoffen die zich in de voedingshouders van voertuigen bevinden; 52.2.1.2. : ontvlambare vloeistoffen waarvan het ontvlammingspunt groter is dan 21 °C maar geen 50 °‘C overtreft, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 500 l; 52.2.1.3. : zeer ontvlambare vaste stoffen of stoffen die, wanneer ze in aanraking komen met water, brandbare gassen vrijmaken, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 50 kg, zoals celluloïde, calciumcarbide, magnesium en natrium; 52.2.1.4. : brandbare samengeperste, vloeibaar gemaakte of opgeloste gassen, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 300 l, dit volume zijnde het waterinhoudsvermogen van de recipiënten waarin ze zijn opgeslagen. 52.2.1.5. : de lokalen waarin een ontplofbare atmosfeer kan ontstaan tijdens de nortnale werking van de installaties; 52.2.1.6. in de winkels voor kleinhandel, de verkooplokalen evenals de eraan grenzende lokalen die als warenopslagplaats dienen en die samen een totale oppervlakte hebben die gelijk is aan of groter dan 2.000 m², de oppervlakte ingenomen door toonbanken en andere meubelen inbegrepen.

Art. 52.2.2. Lokalen van de tweede groep

De tweede groep omvat de lokalen waarin opgestapeld of dagelijks aangewend worden: 52.2.2.1. : ontvlambare vloeistoffen waarvan het ontvlammingspunt groter is dan 50 °C maar 100 ° C niet overtreft, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 3.000 l; 52.2.2.2. : stoffen die kunnen branden wanneer ze in aanraking komen met een vlam en de brand snel kunnen doen uitbreiden, in een hoeveelheid die groter is dan of gelijk is aan 1.000 kg, zoals katoenweefsels, papierafval, droog stro, vette vodden; 52.2.2.3. : vaste stoffen die snel kunnen branden en onder invloed van de warmte giftige gassen of belangrijke hoeveelheden rook kunnen voortbrengen, zoals sonunige weefsels en voorwerpen in synthetische stoffen, in een hoeveelheid die groter is dan 1.000 kg; 52.2.2.4.: vaste brandbare stoffen, zoals riemen of rollen papier, karton, natuurlijke- of kunstrubber, bewerkt of niet, stoffen, andere dan deze in wol en die niet elders versneld zijn, textielvezels andere dan wol, in een hoeveelheid die groter is dan 10.000 kg.

Art 52.2.3. De derde groep omvat de andere lokalen

52.3.1 Bouw : Eerste groep – Op 1 juni 1972 bestaande of in opbouw zijnde gebouwen.

52.3.1.1. De lokalen van de eerste groep ingericht in deze gebouwen beantwoorden aan de volgende voorschriften: a) de trappen, muren, wanden, vloeren, zolderingen en valse zolderingen van deze lokalen hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur of zijn gebouwd uit metselwerk, beton of andere onbrandbare materialen. De vorige bepalingen zijn niet van toepassing op het dakwerk, noch in het algemeen, als de veiligheid tegenover andere zeer ernstige risico’s het vereist; Afwijking MB 02-03-1982 : glazen wanden Afwijking MB 15-06-1982 : werfafsluitingen b) deuren met een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur, zijn aangebracht in de deuropeningen van de muren en wanden die de lokalen van de eerste groep scheiden van de rest van het gebouw. Deuren uit hout en aan weerszijden bedekt met staalplaat zijn toegelaten. Deze deuren sluiten automatisch. Ze zijn van geen enkel toestel voorzien dat het mogelijk maakt ze in geopende stand vast te zetten. Het is in alle omstandigheden verboden ze in open stand te houden. In de winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6.zijn de voorgaande bepalingen bovendien van toepassing op de deuropeningen van de muren en wanden die de verkooplokalen scheiden van de lokalen die grenzen aan de verkooplokalen en als warenopslagplaats dienen. Afwijking MB 29-05-1975 : deuren voor goederentransport. Eerste groep – gebouwen van voor 1 juni 1972. – ( winkels)

52.3.1.2. In de winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6. en die ten minste drie verdiepingen boven de benedenverdieping tellen: a) is elke niet-mechanische trap, nodig om te voldoen aan de bepalingen opgenomen in 52.5., ingericht in een trappenhuis van het gebouw gescheiden door muren uit metselwerk of beton zonder enige andere opening dan de toegangsopeningen; b) is elke personen-, goederen-, dossier- en bordenlift ingericht in een koker die volledig gesloten is, de toegangsopeningen uit- gezonderd. De muren van de koker zijn gebouwd uit metselwerk of beton. Als meerdere personen-, goederen-, dossier- of bordenliften in een batterij gegroepeerd zijn, dan moet niet eik van deze toestellen ingesloten zijn in een koker zoals bepaald bij vorig lid, op voorwaarde dat de batterij en haar bordessen het zijn; c) zijn de toegangen tot deze trappenhuizen en kokers voorzien van deuren met een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur. Deuren uit hout en aan weerszijden bedekt met staalplaat zijn toegelaten; d) sluiten de deuren van de trappenhuizen automatisch en zijn ze van geen enkel toestel voorzien dat het mogelijk maakt ze in geopende stand vast te zetten. Het is in alle omstandigheden verboden ze in open stand te houden; e) de bepalingen opgenomen in 3.1.2. zijn niet van toepassing op de trappen die de verscheidene niveaus van eenzelfde verdieping verbinden.

Art. 52.3.2. Tweede groep

Op 1 juni 1972 bestaande of in opbouw zijnde gebouwen. De lokalen van de tweede groep opgericht in deze gebouwen beantwoorden aan de volgende voorschriften: trappen, muren en wanden van deze lokalen hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur of zijn gebouwd uit metselwerk, beton of andere onbrandbare materialen. Dit geldt eveneens voor de vloeren en zolderingen van die lokalen als ze respectievelijk boven of onder andere lokalen gelegen zijn. De vorige bepalingen zijn niet van toepassing als de veiligheid tegenover andere zeer ernstige risico’s het vereist.

Art. 52.3.3. Eerste groep

Gebouwen waarvan de bouw is aangevangen na 1 juni 1972.

52.3.3.1. De lokalen van de eerste groep moeten gelegen zijn in gebouwen, waarvan de dragende elementen, muren, wanden, vloeren, zolderingen, valse zolderingen en trappen voldoen aan de volgende bepalingen: a) de dragende elementen (dragende muren en dragende vloeren, kolommen en balken van het geraamte) hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste twee uur. Deze bepaling is niet van toepassing op de dragende elementen van gebouwen zonder verdieping. De dragende elementen van gebouwen met slechts een verdieping boven de benedenverdieping hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur; b) de muren, wanden, vloeren en zolderingen die geen dragende elementen zijn, en de balken van het dagwerkgeraamte, hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur; Afwijking MB 02-03-1982: glazen wanden c) de valse zolderingen zijn onbrandbaar of op beide zijden bedekt met een onbrandbare bekleding en hun ophangingelementen zijn onbrandbaar; d) de trappen zijn uit metselwerk, beton of andere onbrandbare materialen. De vorige bepalingen zijn niet van toepassing als de veiligheid tegenover andere zeer ernstige risico’s het vereist. Als het gedeelte van het gebouw, dat de lokalen van de eerste groep omvat, van de rest van het gebouw gescheiden is door muren, wanden, vloeren en zolderingen, die geen enkele opening vertonen of slechts openingen vertonen afgesloten door een veiligheidssas, voorzien van twee deuren met elk een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur en ten minste twee meter van elkaar verwijderd, moet alleen dit gedeelte voldoen aan de bepalingen van het eerste lid. De muren, wanden, vloeren en zolderingen, die de scheiding en de sassen vormen, hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste twee uur. De deuren van de sassen, sluiten automatisch. Ze zijn van geen enkel toestel voorzien dat het mogelijk maakt ze in geopende stand vast te zetten. Het is in alle omstandigheden verboden ze in open stand te houden.

52.3.3.2. De lokalen van de eerste groep zijn van de rest van het gebouw gescheiden door muren, wanden, vloeren en zolderingen, met een graad van weerstand tegen brand van ten minste een uur, en waarin enkel de openingen onontbeerlijk voor de exploitatie en voor de veiligheid aangebracht zijn. Afwijking MB 15-06-1982 52.3.3.3. Deuren met een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur, zijn aangebracht in de deuropeningen van de muren en wanden bedoeld in de bepalingen opgenomen in 3.3.2. Deze deuren sluiten automatisch. Ze zijn van geen enkel toestel voorzien dat het mogelijk maakt ze in geopende stand vast te zetten. Het is in alle omstandigheden verboden ze in open stand te houden. Eerste groep – gebouwen van na 1 juni 1972. – ( winkels) In de winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6., zijn de bepalingen van het eerste en tweede lid bovendien van toepassing op de deuropeningen van de muren en wanden die de verkooplokalen scheiden van de eraan grenzende lokalen die als warenopslagplaats dienen. Afwijking MB 29-05-1975 : voor deuren voor goederentransport. Afwijking MB 06-03-1978: deuren van koelcellen 52.3.3.4. In winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6. en die ten minste drie verdiepingen boven de benedenverdieping tellen: a) is elke niet-mechanische trap, nodig om te voldoen aan de bepalingen opgenomen in 52.5., ingericht in een trappenhuis, van het gebouw gescheiden door muren zonder enige andere opening dan de toegangsopeningen. Deze muren hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste twee uur; b) is elke personen-, goederen-, dossier- en bordenlift ingericht in een koker die volledig gestoten is, de toegangsopeningen uitgezonderd. De muren van de koker hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste twee uur. Als meerdere personen-, goederen-, dossier- of bordenliften in een batterij gegroepeerd zijn, dan moet niet elk van deze toestellen ingesloten zijn in een koker zoals bepaald bij vorig lid, op voorwaarde dat de batterij en haar bordessen het zijn; e) zijn de toegangen tot deze trappenhuizen en kokers voorzien van deuren met een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur; d) sluiten de deuren van de trappenhuizen automatisch en zijn ze van geen enkel toestel voorzien dat het mogelijk maakt ze in geopende stand vast te zetten. Het is in alle omstandigheden verboden ze in open stand te houden; e) zijn de bepalingen opgenomen in 3.3.4. niet van toepassing op de trappen die de verscheidene niveaus van eenzelfde verdieping verbinden.

Art. 52.3.4. Tweede groep

Gebouwen waarvan de bouw is aangevangen na 1 juni 1972. 52.3.4.1. De lokalen van de tweede groep moeten gelegen zijn in gebouwen waarvan de dragende elementen en de trappen voldoen aan de volgende bepalingen: a) de dragende elementen (dragende. muren en dragende vloeren, kolommen en balken van het geraamte) hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste twee uur. Deze bepaling is niet van toepassing op de dragende elementen van gebouwen zonder verdieping. De dragende elementen van gebouwen met slechts een verdieping boven de benedenverdieping hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur; b) de trappen zijn uit metselwerk, beton of andere onbrandbare materialen. De vorige bepalingen zijn niet van toepassing op het dakwerk noch, in het algemeen, als de veiligheid tegenover andere zeer ernstige risico’s het vereist. Als het gedeelte van het gebouw, dat de lokalen van de tweede groep omvat, van de rest van het gebouw gescheiden is door muren, wanden, vloeren en zolderingen, die geen enkele opening vertonen of slechts openingen vertonen afgesloten door deuren met een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur, moet alleen dit gedeelte voldoen aan de bepalingen van het eerste lid. De muren, wanden, vloeren en zolderingen die de scheiding vormen hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste een uur. De deuren sluiten automatisch. Ze zijn voorzien van geen enkel toestel dat het mogelijk maakt ze in geopende stand vast te zetten. Het is in alle omstandigheden verboden ze in open stand te houden. 52.3.4.2. De lokalen van de tweede groep zijn van de rest van het gebouw gescheiden door muren, wanden, vloeren en zolderingen met een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur.

Art. 52.4. Toegang

52.4.1. De deuren die naar buiten leiden moeten, wanneer de lokalen bezet zijn, op elk ogenblik kunnen geopend worden met het oog op de ontruiming van de inrichting en de doorgang van de hulpdiensten.

52.4.2. De private wegen die naar die deuren leiden moeten vrij blijven.

Art. 52.5. Uitgangswegen en ontruiming

52.5.1. De plaats, de verdeling en de breedte van de trappen, uitgangswegen, uitgangen, deuren en wegen die er naartoe leiden moeten een snelle en gemakkelijke ontruiming van de personen toelaten. In de winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6. hebben de bovenbedoelde wegen geen gedeelten in zigzag.

52.5.2. De lokalen die op bovenverdiepingen of in de kelderverdiepingen gelegen zijn moeten door ten minste één trap bediend worden, niettegenstaande het bestaan van elk ander toegangsmiddel.

52.5.3. De breedte van de trappen, uitgangswegen, uitgangen en wegen die er naar toe leiden moet gelijk zijn aan of groter zijn dan 0,80 m. De voorgaande bepaling is niet van toepassing op de doorgangen die bestaan tussen de kassa’s van de winkels voor kleinhandel, van het type zelfbediening. Ze is evenmin van toepassing op de op 1juni 1972 bestaande of in opbouw zijnde gebouwen, wat de breedte van de trappen betreft. In deze gebouwen moet deze gelijk zijn aan of groter zijn dan 0,70 m. De breedte van de deuren moet gelijk zijn aan of groter zijn dan 0,70 m.

52.5.4. De uitgangswegen, uitgangen, deuren en wegen die er naartoe leiden moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters, aan het aantal personen die ze moeten gebruiken om de uitgangen van het gebouw te bereiken. De trappen moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters, aan dat getal vermenigvuldigd met 1,25 indien ze afdalen naar de uitgang en vermenigvuldigd met 2 indien ze er naar opstijgen. Het berekenen van deze breedten moet gesteund zijn op de onderstelling dat, bij het verlaten van het gebouw, alle personen van een verdieping samen de naburige verdieping vervoegen en dat deze al ontruimd is als zij er aankomen. Onder deze personen worden niet alleen het personeel van de onderneming verstaan maar eveneens de bezoekers, de klanten en de andere personen die deze trappen, uitgangswegen, uitgangen en wegen die er naar toe leiden, moeten gebruiken. Wanneer het aantal van deze personen niet met voldoende benadering kan vastgesteld worden, stelt het bedrijfshoofd dit aantal onder zijn eigen verantwoordelijkheid vast. In de winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6. wordt het aantal van de bij dit artikel bedoelde personen als volgt bepaald: kelderverdieping: 1 persoon per 6 m² totale oppervlakte; gelijkvloers: 1 persoon per 3 m² totale oppervlakte; andere verdiepingen: 1 persoon per 4 m² totale oppervlakte.

52-5.5. De lokalen van de eerste groep, de lokalen waarin gewoonlijk ten minste honderd personen vertoeven en de verdiepingen waar gewoonlijk ten minste honderd personen vertoeven, moeten ten minste over twee afzonderlijke uitgangen beschikken. Hetzelfde geldt voor het gelijkvloers en alle verdiepingen van de winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6. Deze bepaling is echter niet van toepassing op de lokalen van de eerste groep die uitsluitend als opslagplaats dienen.

52.5.6. De verdiepingen waar gewoonlijk ten minste honderd personen vertoeven moeten met het gelijkvloers verbonden zijn door ten minste twee afzonderlijke trappen. Hetzelfde geldt voor elke verdieping van de winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6.

52.5.7. De lokalen waarin gewoonlijk ten minste vijfhonderd personen vertoeven en de verdiepingen waar gewoonlijk ten minste vijfhonderd personen vertoeven moeten ten minste over drie afzonderlijke uitgangen beschikken.

52.5.8. De verdiepingen waar gewoonlijk ten minste vijfhonderd personen vertoeven moeten met het gelijkvloers verbonden zijn door ten minste drie afzonderlijke trappen.

52.5.9. Het is verboden om het even welke voorwerpen die de doorgang kunnen belemmeren te plaatsen in de trappen, uitgangswegen, uitgangen, nooduitgangen en wegen die er naar toe leiden of de nuttige breedte ervan te verminderen.

52.5.10. Wat de op 1 juni 1968 bestaande of in opbouw zijnde gebouwen betreft, moeten buitentrappen of buitenbrandladders aangebracht zijn, wanneer het aantal uitgangen of de afmetingen van de uitgangswegen onvoldoende zijn en het materieel onmogelijk blijkt er binnen het gebouw in te richten.

52.5.11. De plaats van elke uitgang en van elke nooduitgang, nodig om te voldoen aan de bepalingen van artikel 52.5., evenals de richting van de wegen, doorlopen en trappen die naar deze uitgangen leiden, worden aangeduid door de reddingsborden die voldoen aan de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. In de winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6., worden de in voorgaand lid vermelde borden bovendien op de grond of ter hoogte van de grond aangebracht.

52.5.12. a) Uitgangsdeuren van de lokalen van de eerste groep. Deze deuren moeten in de richting van de uitgang of in beide richtingen opendraaien. Afwijking MB 29-05-1975: deuren voor goederentransport b) Deuren van de nooduitgangen. De deuren van de nooduitgangen moeten in de richting van de uitgang draaien. Zij mogen niet op zodanige wijze vergrendeld worden dat zij niet gemakkelijk en onmiddellijk kunnen worden geopend door iedereen die ze in geval van nood zou moeten gebruiken. Schuifdeuren en draaideuren mogen niet als deuren van nood- uitgangen gebruikt worden. Deze bepalingen zijn van toepassing op de gebouwen die in opbouw zijn of gebouwd worden na 1 januari 1993, alsmede op de gebouwen die voor die datum gebouwd zijn en die het voorwerp hebben uitgemaakt van een wijziging, een uitbreiding of een omvorming na 1 januari 1993. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op de gebouwen die op 1 januari 1993 in gebruik zijn en waartoe lokalen van de eerste groep behoren of wanneer de kenmerken van de arbeidsplaats, de omstandigheden of een risico zulks vereisen.

52.5.13. De deuren in de uitgangswegen die twee uitgangen verbinden moeten in beide richtingen opendraaien.

52.5.14. De draaideuren en de draaipaaltjes, zelfs in de binnen gelegen uitgangswegen geplaatst, zijn slechts toegelaten als aanvulling van de deuren en doorgangen die vereist zijn in toepassing van de bepalingen vervat in punt 5 van dit artikel.

52.5.15. De draaideuren zijn in elk geval verboden in de winkels voor kleinhandel ,bedoeld in artikel52.2.1.6.

52-5.16. Elke deur met automatische sluitinrichting die niet gemakkelijk met de hand kan geopend worden, moet uitgerust zijn met een inrichting die zodanig werkt dat, wanneer de energiebron die de deur in werking stelt wegvalt, de deur automatisch opendraait en de totale breedte van de deuropening vrijmaakt. Het gebruik van automatische schuifdeuren is slechts toegelaten voor de uitgangen die rechtstreeks buiten uitgeven. De bepalingen van 5.16. zijn niet van toepassing op de branddeuren en op de liftdeuren.

52.5.17. De vleugels van de glazen deuren moeten een merkteken dragen dat toelaat zich rekenschap te geven van hun aanwezigheid.

52.5.18. De hellende vlakken waarvan de helling groter is dan tien ten honderd en de mechanisch bewogen trappen (roltrappen) worden niet in aanmerking genomen bij het berekenen van het aantal en de breedte van de trappen die noodzakelijk zijn in toepassing van de bepalingen vervat in punt 5 van dit artikel.

52.5.19. Iedere trap die mechanisch wordt bewogen moet onmiddellijk kunnen worden stilgelegd door twee bedieningsinrichtingen, de ene aan de bovenzijde en de andere aan de onderzijde van de trap geplaatst.

Art. 52.6. Gasinstallaties

52.6.1. De onontbeerlijke voorzorgen zijn genomen om gaslekken te voorkomen.

52.6.2. De aanwezigheid van verplaatsbare recipiënten voor vloeibaar gemaakte petroleumgassen is verboden in de lokalen van de kelderverdiepingen en in deze waarvan de bodem aan alle zijden lager is dan de omringende bodem van het gebouw, behalve voor toevallige werkzaamheden.

52.6.3. De verplaatsbare recipiënten voor vloeibaar gemaakte petroleumgassen die niet in gebruik zijn en de recipiënten die verondersteld worden leeg te zijn, moeten in open lucht of in een doelmatig verlucht en speciaal voor dit gebruik bestemd lokaal, opgeslagen zijn.

Art. 52.7. Verwarming van de lokalen

52.7.1. a) Op 1 juni 1972 bestaande of in opbouw zijnde stookplaatsen. De muren, wanden, vloeren en zolderingen van de stookplaatsen hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste een uur of zijn gebouwd uit metselwerk, beton of andere onbrandbare materialen. Als er gebruik gemaakt wordt van vloeibare of gasvormige brandstoffen moet elke verbinding tussen de stookplaats en het gebouw, en tussen de stookplaats en de brandstofopslagplaats, afgesloten zijn door een deur met een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur. Deuren uit hout en aan weerszijden bedekt met staalplaat zijn toegelaten. Die deuren sluiten automatisch. Ze zijn voorzien van geen enkel toestel dat het mogelijk maakt ze in geopende stand vast te zetten. Het is in alle omstandigheden verboden ze in open stand te houden. De stookplaatsen moeten behoorlijk verlucht zijn. b) Stookplaatsen waarvan de bouw is aangevangen na 1 juni 1972. De muren, wanden, vloeren en zolderingen van de stookplaatsen hebben een graad van weerstand tegen brand van ten minste een uur. Als er gebruik gemaakt wordt van vloeibare of gasvormige brandstoffen, moet elke verbinding tussen de stookplaats en het gebouw, en tussen de stookplaats en de brandstofopslagplaats, afgesloten zijn door een deur met een graad van weerstand tegen brand van ten minste een half uur. Die deuren sluiten automatisch. Ze zijn voorzien van geen enkel toestel dat het mogelijk maakt ze in geopende stand vast te zetten. Het is in alle omstandigheden verboden ze in open stand te houden. De stookplaatsen moeten behoorlijk verlucht zijn.

52.7.2. Onverminderd de bepalingen van artikel 65, moeten de verwarmingstoestellen zodanig opgevat en opgesteld zijn dat ze voldoende veiligheidswaarborgen bieden, rekening gehouden met de plaatselijke omstandigheden.

52.7.3. De schoorstenen en rookgangen van de verwarmingstoestellen moeten gebouwd zijn uit onbrandbare materialen en behoorlijk onderhouden worden.

52.7.4. De warmtegeneratoren, de schoorstenen en de rookgangen moe- ten op een voldoende afstand van brandbare stoffen en materialen opgesteld zijn of er zodanig van afgezonderd zijn dat brandgevaar voorkomen wordt.

52.7.5. De warmtegeneratoren met automatisch aansteekmechanisme die vloeibare of een gasvormige brandstof gebruiken, moeten zodanig uitgerust zijn, dat de brandstoftoevoer automatisch afgesneden wordt in de volgende gevallen: – bij het al dan niet automatisch stilvauen van de brander; – van zodra de vlam toevallig uitdooft; – van zodra er overhitting of overdruk in de wisselaar voorkomt; – in geval van onderbreking van de elektrische stroom, voor de warmtegeneratoren die vloeibare brandstoffen gebruiken.

52.7.6. De verwarmingsinstallaties met warme lucht moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

52.7.6.1. De temperatuur van de lucht mag op de verdelingspunten 80°C niet overschrijden;afwijking MB 15-01-1979: elektrische accumulatoren

52.7.6.2. De aanvoerkanalen van warme lucht moeten volledig uit onbrandbare materialen vervaardigd zijn;

52.7.6.3. Als de warmtelucht generator zich in een stookplaats bevindt: a) mag de te verwarmen lucht niet opgezogen worden in deze stookplaats, noch in zijn aanhorigheden; b) moeten de openingen voor het aanzuigen of voor het terug aanzuigen van de lucht voorzien zijn van doeltreffende stoffilters die geen brandbare dampen kunnen vrijmaken;

52.7.6.4. Wanneer de lucht rechtstreeks in de generator wordt verwarmd moet de druk van de warme lucht in de generator altijd hoger zijn dan deze van de gassen die doorheen de vuurhaardtrekken.

52.7.7. In de lokalen met warme lucht verwarmd door een generator met rechtstreekse warmtewisseling, moet een inrichting automatisch de ventilator en de generator stilleggen in geval van abnormale stijging van de temperatuur van de warme lucht. Als de warmtelucht generator zich in een stookplaats bevindt, moet die inrichting aangevuld zijn met een handbediening buiten deze stookplaats aangebracht. Deze laatste bepaling is niet van toepassing op de generatoren met rechtstreekse warmtewisseling die elektrisch verwarmd worden.

Art. 52.8. Voorkoming van brand

52.8.1. Het lassen en snijden met de brander of de elektrische hoog zijn verboden aan de recipiënten die ontvlambare vloeistoffen of gassen, calciumcarbid of dergelijke producten inhouden of hebben ingehouden, tenzij de noodzakelijke voorzorgen worden genomen zodat deze recipiënten geen enkel spoor van die producten meer bevatten.

52.8.2. In de lokalen waarin een ontplofbare atmosfeer kan optreden zijn de aangepaste maatregelen genomen om het vormen van vonken en van gevaarlijke ladingen statische elektriciteit te voorkomen.

52.8.3. In de lokalen waarin een ontplofbare atmosfeer kan voorkomen, is het verboden te roken,vuur te maken, te lassen met de boog of met de brander, zich van andere lampen te bedienen dan veiligheidslampen, te werken met werktuigen die vonken kunnen voortbrengen of de lokalen binnen te treden met schoenen die met ijzer zijn beslagen of met schoenen die uit elektrisch oogpunt te volledig geïsoleerd zijn.

52.8.4. Wanneer de uitvoering van het werk het gebruik van ontvlambare of giftige vloeistoffen of gassen noodzakelijk maakt, moeten de hoeveelheden van die vloeistoffen en gassen die zich in de werkplaatsen bevinden beperkt worden tot het strikte minimum. Die vloeistoffen en gassen moeten opgeslagen zijn in onbreekbare recipiënten die hermetisch kunnen gesloten worden. In de laboratoria is het gebruik van glazen recipiënten met een waterinhoudsvermogen van ten hoogste drie liter evenwel toegelaten. Afwijking MB 9-06-1978: glazen flessen ook voor verzorging toegestaan: Art. 1. in afwijking van artikel 52.8.4.(..) wordt het gebruik van glazen recipiënten, waarin ontvlambare vloeistoffen zijn opgeslagen en die een water inhoudsvermogen hebben van ten hoogste drie liter, eveneens toegelaten in ziekenhuizen, apotheken en lokalen voor medische hulp.

Art. 52.8.5.

Het is verboden ontvlambare of gemakkelijk brandende stoffen, recipiënten die ontvlambare stoffen bevatten of bevat hebben of recipiënten die samengeperste, vloeibaar gemaakte of opgeloste gassen bevatten, in de nabijheid te plaatsen van om het even welke vuurhaard of warmtebron, tenzij men er toe verplicht is en op voorwaarde dat de voorzorgen die de omstandigheden vereisten, zijn genomen. 52.8.6. Het is verboden in de lokalen reinigingsvodden en afval die spontaan of gemakkelijk kunnen ontvlammen, te laten ophopen. Zij moeten geplaatst worden in aangepaste metalen recipiënten die voorzien zijn van deksels, of ter zijde gelegd worden zodanig dat elk brandgevaar uitgeschakeld wordt. De afval moet zo dikwijls als nodig is verwijderd worden. 52.8.7. In de winkels voor kleinhandel bedoeld in artikel 52.2.1.6.moeten de gordijnen en andere loshangende voorwerpen die voor de versiering gebruikt worden vervaardigd zijn uit onbrandbare materialen ofwel onbrandbaar gemaakt zijn. In de verkooplokalen en in de hieraan belendende lokalen die als warenopslagplaats dienen, is het verboden te roken, vuur te maken, demonstraties te houden waarbij gebruik wordt gemaakt van vuur, vlammen of brandende voorwerpen. Het rookverbod geldt niet in de restaurants, kapperssalons en andere dergelijke lokalen van die winkels, op voorwaarde dat ze van de andere verkooplokalen duidelijk gescheiden zijn door muren of wanden. 52.8.8. Elke opslagplaats van vloeibare brandstoffen of van vloeibaar gemaakte petroleumgassen is buiten de werklokalen ingericht. 52.8.9. De ovens, drooginstallaties, droogovens en andere installaties die warmte voortbrengen of uitstralen, op een andere wijze dan door middel van warm water of stoom, moeten uit onbrandbare materialen vervaardigd zijn en behoorlijk onderhouden worden. Ze moeten op een voldoende afstand van brandbare stoffen en materialen opgesteld zijn of er zodanig van afgezonderd zijn dat brandgevaar voorkomen wordt.

Art. 52.9. Brandbestrijdingsmiddelen

52.9.1. De werkgever moet een uitrusting aanbrengen die voldoende is en aangepast is aan de omstandigheden om brand te bestrijden. Voor de vaststelling van die uitrusting raadpleegt hij de bevoegde brandweer: a) als hij ten minste 50 werknemers tewerkstelt in eenzelfde gebouw of in verscheidene naburige gebouwen die een geheel vormen; b) of als het gebouw of het gedeelte van het gebouw dat hij bezet, een lokaal van de eerste groep bevat. 52.9.2. Het brandbestrijdingsmaterieel moet in goede staat van onder- houd verkeren, beschermd zijn tegen vorst, gemakkelijk bereik- baar, oordeelkundig verdeeld en doelmatig gesignaleerd overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheids- signalering op het werk. Het moet onmiddellijk in werking kunnen gebracht worden. 52.9.3. In de winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6.moeten de verkooplokalen en de eraan belendende lokalen die als warenopslagplaats dienen, uitgerust zijn met een automatisch werkend blussing net dat bestendig onder druk staat. Rond elke blussingskop moet een vrije ruimte van ten minste 60 cm aanwezig zijn. Deze bepaling is niet van toepassing op de winkels waarin de hoeveelheid brandbare goederen die zich in de verkooplokalen bevinden geen 1.000 kg per verdieping overtreft. Afwijking MB 6-03-78 : niet toepasbaar voor koelcellen kleiner dan 150 m² 52.9.4. Binnen de lokalen is het gebruik verboden van blustoestellen met broommethyl, tetrachloorkoolstof, of alle andere producten, waardoor er bijzondere giftige uitwasemingen kunnen ontstaan.

Art. 52.10. Waarschuwing en alarm

Organisatie van de brandbestrijding. 52.10.1. De werkgever moet waarschuwings- en alarmmiddelen aanbrengen: a) als hij ten minste 50 werknemers tewerkstelt in eenzelfde gebouw of in verscheidene naburige gebouwen die een geheel vormen; b) als het gebouw of het gedeelte van het gebouw dat hij bezet, een lokaal van de eerste groep omvat; c) of als hij verscheidene verdiepingen van een gebouw bezet. Onder waarschuwing moet verstaan worden de inlichting gegeven aan bepaalde personen van het bestaan van een begin van brand of van een gevaar. Onder alarm moet verstaan worden de verwittiging gegeven aan het geheel van de personen, die in een bepaalde plaats verblijven, om deze plaats te ontruimen. 52.10.2. De waarschuwings- en alarmposten moeten voldoende in aantal zijn, gemakkelijk bereikbaar, in goede staat van werking en onderhoud verkeren, oordeelkundig verdeeld en doeltreffend gesignaleerd zijn, overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. 52.10.3. De waarschuwings- en alarmsignalen mogen geen verwarring kunnen stichten met elkaar of met andere signalen. De alarmsignalen moeten door belanghebbenden kunnen waargenomen worden. 52.10.4. De elektrische netten voor de waarschuwing en het alarm moeten verschillend zijn. 52.10.5. De waarschuwing van de bevoegde brandweer gebeurt telkens er een begin van brand is. Als deze waarschuwing gebeurt door een gezichts – of geluidssignaal, dan wordt ze per telefoon bevestigd. 52.10.6. De werkgever is verplicht een private dienst voor het voorkomen en bestrijden van brand op te richten, die een voldoend aantal personen omvat, geoefend in het gebruik van het brandbestrijdingsmaterieel: a) als hij ten minste 50 werknemers tewerkstelt in eenzelfde gebouw of in verscheidene naburige gebouwen die een geheel vormen; b) of als het gebouw of het gedeelte van het gebouw dat hij bezet, een lokaal van de eerste groep omvat. Voor de samenstelling van deze dienst en de manier van werken ervan raadpleegt hij de bevoegde brandweer. De lijst van de leden van die private dienst is in de inrichting uitgehangen. Waarschuwings-, alarm- en ontruimingsoefeningen moeten ten minste eenmaal per jaar georganiseerd worden. 52.10.7. In geval van brand moeten de mechanisch bewogen trappen en de verwarming- en luchtconditionering installaties stilgelegd worden.

Art. 52.11. Periodieke controle

Het materieel voor brandbestrijding, detectie en alarm alsmede de elektrische installatie, de gas- en de verwarmings installaties, moeten geregeld door de werkgever, zijn aangestelde of zijn afgevaardigde, onderzocht worden. De data van deze onderzoekingen en de vaststellingen die tijdens deze onderzoekingen werden gedaan worden in een notitieboekje ingeschreven, dat ter beschikking van de burgemeester en van de bevoegde ambtenaar wordt gehouden.

Art. 52.12. Informatie van het personeel

Onderrichtingen, in voldoende aantal aangeplakt op zichtbare plaatsen die gemakkelijk te bereiken zijn, lichten het personeel in over de gedragslijn die moet gevolgd worden in geval van brand, onder meer wat betreft: 1° waarschuwing van de directie en van de aangestelde voor de brandbestrijding; 2° waarschuwing van de bevoegde brandweer; 3° de schikkingen die moeten getroffen worden om het alarm te geven; 4° de schikkingen die moeten getroffen worden om de veiligheid of de ontruiming van de personen te waarborgen; 5° het aanwenden van de middelen voor brandbestrijding die beschikbaar zijn in de inrichting; 6° de te nemen schikkingen om het optreden van de bevoegde brandweer te vergemakkelijken.

Art. 52.13. Plannen

Een plan van de kelderverdiepingen wordt uitgehangen in de onmiddellijke nabijheid van de trappen die er naar toe leiden. Dit plan, op schaal getekend, duidt de verdeling en de bestending aan van de lokalen evenals de plaats waar de lokalen van de eerste en van de tweede groep zich bevinden. Dit plan dient bijgehouden.

Art 52.14. Verbouwingen en uitbreidingen

De bepalingen van de artikelen 52.3. en 52.7. betreffende de gebouwen en stookplaatsen waarvan de bouw is aangevangen na 1 juni 1972, zijn van toepassing op de verbouwingen en uitbreidingen van op 1 juni 1972 bestaande of in opbouw zijnde gebouwen en stookplaatsen.

Art. 52.15. Afwijkingen

52.15.1. Onze bevoegde Ministers kunnen, ieder wat hem betreft, in buitengewone omstandigheden afwijkingen verlenen van de bepalingen van dit artikel, onder de voorwaarden voorzien bij artikel 3 van het besluit van de Regent van 27 september 1947.

52.15.2. Meubelwinkels. In de winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6. en waarin enkel meubelen, meubileringartikelen of elektrische huishoudartikelen worden verkocht, zijn de bepalingen van het laatste lid van artikel 52.5.4. niet van toepassing. In die winkels is de naleving van de bepalingen van artikel 52.3. niet vereist indien de winkel uitgerust is met een automatisch werkend blussingsnet overeenkomstig artikel 52.9.3. Indien de bepalingen van artikel 52.3. nageleefd zijn, moet de winkel evenwel niet uitgerust zijn met een automatisch werkend blussingsnet overeenkomstig artikel 52.9.3. Om te kunnen genieten van de bepalingen van het tweede en het derde lid, zijn die winkels gescheiden van de bewoonde lokalen en de toegangen ervan door muren, wanden, vloeren en zolderingen die geen enkele opening vertonen, met een graad van weerstand tegen brand van ten minste twee uur. Een verbindingsdeur met een graad van weerstand tegen brand van ten minste een uur mag evenwel bestaan in de scheidingsmuur tussen de winkel en de woning van de exploitant. Die deur sluit automatisch. Ze is van geen enkel toestel voorzien dat het mogelijk maakt ze in geopende stand vast te zetten. Het is in alle omstandigheden verboden ze in open stand te houden.

Art 52.16. Overgangsmaatregelen

Art. 52.16.1.

De bepalingen van dit artikel opgenomen in 9.3. treden in werking op 1 juni 1971.

Art. 52.16.2.

De bepalingen van dit artikel opgenomen in: 3.; 5.4., 5.S., 5.6., 5.7., 5.8., 5. IO., treden in werking op 1 juni 1972. Evenwel wordt voor de als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk ingedeelde winkels voor kleinhandel, die op 1 juni 1968 bestonden of in opbouw waren de toepassing van de bepalingen van dit artikel opgenomen in 3.1.2., a, c en d uitgesteld tot 1 oktober 1973, en de toepassing van de bepalingen opgenomen in 3.I.I., 3.1.2., b en 5.4. uitgesteld tot 31 december 1974 op voorwaarde: a) dat een realistisch programma van de werken die zullen uit- gevoerd worden teneinde op de voormelde data de naleving van deze bepalingen te verzekeren, vóór 31 oktober 1972, in drie exemplaren, aan Minister van Tewerkstelling en Arbeid gestuurd wordt; b) dat dit programma nageleefd wordt. AFWIJKINGSBESLUIT: Deuren voor goederentransport. MB van 29 mei 1975

Art. 1. in afwijking van de voorschriften van de artikelen 52.3.1. I.b. en 52.3.3.3. (..) wordt het in geopende stand houden van de deuren bedoeld in het hiernavolgend artikel 3 toegelaten in de winkels voor kleinhandel (..).

Art. 1. in afwijking van de voorschriften van de artikelen 52.3.1. I.b. en 52.3.3.3. (..) wordt het in geopende stand houden van de deuren bedoeld in het hiernavolgend artikel 3 toegelaten in de winkels voor kleinhandel (..).

Art. 2. In afwijking van de voorschriften van artikel 52.5.12.(..), moeten de deuren bedoeld in het hiernavolgend artikel 3 niet verplicht in de richting van de uitgang of in beide richtingen opendraaien.

Art. 3. De afwijkingen bedoeld in de artikelen 1 en 2 zijn van toepassing op de deuren aangebracht in de muren en de wanden die de verkooplokalen scheiden van eraan grenzende lokalen en die als warenopslagplaats dienen, voor zover dat het gaat om openingen die gebruikt worden voor het regelmatig verkeer van transportwagens voor koopwaren.

Art. 4. Deze afwijkingen zijn afhankelijk van de naleving van de volgende voorwaarden: 1.De bovengenoemde deuren bestaan uit: – hetzij één of twee deurvleugels die buitenwaarts ten opzichte van de verkooplokalen opengaan; – hetzij horizontale schuifpanelen; 2. zij hebben een graad van weerstand tegen brand van minstens een half uur en zijn van het automatisch sluitende type in geval van brand, beantwoordende aan de volgende criteria: 2.1 elke deur is voorzien van een automatisch toestel dat de deur in open stand houdt en dat, bevolen door de rookdetectie installatie bedoeld in punt 4, de sluitbeweging van de deur in gang brengt; 2.2. de tijd die verloopt tussen het ogenblik waarop een van de detectoren in werking treedt en die waarop de deur die hij beveelt in sluitpositie komt, bedraagt minder dan 30 seconden; 2.3. de gelijktijdige sluiting van die deuren moet van op afstand kunnen worden bevolen, van op minstens een oordeelkundig gekozen plaats en die op een voldoende afstand van de deuren gelegen is; 2.4. de gelijktijdige sluiting van die deuren heeft eveneens op automatische wijze plaats bij elke stroomonderbreking; 2.5. de deuren moeten gemakkelijk met de hand geopend en gesloten kunnen worden; 3. in de ingedeelde winkels voor kleinhandel waarvan de verkooplokalen ingericht zijn op twee of meer niveaus en in deze waarvan de verkooplokalen en de lokalen die eraan grenzen en die als warenopslagplaats dienen, een totale oppervlakte hebben die gelijk is aan of groter dan 10 000 m² voldoen die deuren bovendien aan de volgende voorwaarden: 3. 1. wanneer de sluiting van een deur wordt bevolen, dan wordt de sluitbeweging van al de andere deuren gelijktijdig in gang gebracht; 3.2. de sluiting van die deuren heeft eveneens plaats bij het in werking treden van een sprinklerkop van het automatisch brandblussingsnet; 4. de rookdetectie installatie bestaat uit ten minste twee detectoren die langs elke zijde van de deuropening, op oordeelkundig gekozen plaatsen, zijn aangebracht; 5. de schuifdeuren worden niet in rekening gebracht bij de berekening van het aantal en de breedte van de uitgangen die noodzakelijk zijn in toepassing van de beschikkingen van artikel 52.5. Afwijkingsbesluit Deuren van koelcellen . MB van 6 maart 1978

Art. 1. In afwijking van de voorschriften van artikel 52.3.3.3. (..) wordt het plaatsen vergund van isothermische deuren die geen graad van weerstand tegen brand hebben van ten minste een half uur en die niet automatisch sluiten in de toegangsopeningen van koellokalen die een gemiddelde temperatuur hebben lager dan of gelijk aan 4 °C en die aangebracht zijn in de winkels voor kleinhandel (..).

Art. 2. In afwijking van de voorschriften van artikel 52.9.3.(..)moeten de koellokalen met een gemiddelde temperatuur lager dan of gelijk aan 4°C, met een totale samengestelde oppervlakte die geen 150 m² overtreft en opgericht in de bovenbedoelde winkels voor kleinhandel, niet uitgerust zijn met een automatisch werkend blussingsnet dat bestendig onder druk staat. Afwijkingsbesluit Accumulatiekachels. MB van 15 januari 1979

Art. 1. in afwijking van de voorschriften van artikel 52.7.6.1. (..) is het toegelaten elektrische verwarmingstoestellen met warmteaccumulator en warmteafvoer door middel van gedwongen convectie (ook genoemd elektrische accumulatiekachels van het dynamische type) waarvan de temperatuur van de lucht op de verdelingspunten 80°C overschrijdt, op de markt te brengen.

Art. 2. De afwijking is afhankelijk van de naleving van de volgende voorwaarden: 1. Elk in artikel 1 bedoeld toestel is zodanig opgevat en verwezenlijkt dat de temperatuur van de lucht in het vlak van zijn afvoerrooster 120°C niet overschrijdt. Bovendien overschrijdt de temperatuur van de lucht gemeten op een afstand van 0,30 m in de richting van de warme luchtstroom geen 80 °C. 2. De fabrikant van een toestel bedoeld in artikel 1 levert aan de gebruiker van het toestel een handleiding en installatieonderrichtingen die rekening houden met de noodzakelijkheid een vrije zone te waarborgen rond het toestel. Deze zone dient zich verplicht uit te strekken tot ten minste 0,20 m van elk punt van de ruimte waar de temperatuur 80°C kan bereiken tijdens de werking van het toestel. Afwijkingsbesluit glazen wanden MB van 2 maart 1982

Art. 1. In afwijking van de voorschriften van artikel 52.3. 1. I.a. ( ..) en van artikel 52.3.3. I.b. van het ARAB, is het toegelaten, in de winkels voor kleinhandel,(..), dat de wanden, aangebracht tussen de restaurants, kapperssalons en andere dergelijke lokalen (..) enerzijds en de verkooplokalen anderzijds, uit glas bestaan.

Art. 2. De afwijking is afhankelijk van de naleving van de volgende voorwaarden: 1. De glazen wanden scheiden de restaurants, kapperssalons en andere dergelijke lokalen duidelijk van de andere verkooplokalen. 2. Enkel de openingen, onontbeerlijk voor de uitbating en de veiligheid, mogen erin aangebracht zijn. Het is verboden de breedte en het aantal van deze openingen om commerciële of esthetische redenen te overdrijven. 3. Deze wanden strekken zich uit over de volledige vrije hoogte van de verdieping. Onder vrije hoogte wordt hierbij verstaan, de hoogte van de verdieping met uitzondering van de eventuele vrije ruimte tussen de zoldering en de valse zoldering. 4. in de verbruikerszalen van de restaurants bestaan er omheen de in voorwaarde 2 bedoelde openingen zones voor niet-rokers. Deze zones strek ken zich binnen de restaurants uit over een diepte van ten minste 5 m omheen de randen van voormelde openingen. Afwijkingsbesluit werfafsluitingen MB van 15 juni 1982

Art. 1. in winkels voor kleinhandel,(..) is het toegelaten de tijdelijke werven, ingericht in de verkooplokalen en de eraan grenzende lokalen die als warenopslagplaats dienen, van de gedeelten van de lokalen waarvan de uitbating verder gaat, (..) af te scheiden door middel van wanden die geen graad van weerstand tegen brand bezitten (..).

Art. 2. De afwijking is afhankelijk van de naleving van de volgende voorwaarden: 1. De wanden zijn stevig, niet bros en voldoen aan volgende bepalingen: 1. 1. Zij zijn vol. Slechts de noodzakelijke openingen voor de doorgang van buizen, leidingen, kokers en dergelijke, zijn erin toegelaten. 1.2. Zij strekken zich uit over de volledige hoogte tussen de vloer en de zoldering. Indien een valse zoldering aanwezig is, en het gedeelte hiervan dat zich binnen de werfruimte bevindt niet werd verwijderd, noch geopend, mogen de volle wanden beperkt worden tot de volledige hoogte tussen de vloer en de valse zoldering. 1.3. Zij bestaan uit materialen waarvan de reactie bij brand behoort tot de klassen AO of AI, zoals vermeld in de Belgische norm NBN S21-201 met uitzondering van die materialen waarvoor de bijkomende proef, gedefinieerd in de Frans norm NF P 92-504, uitgevoerd wordt teneinde hen te kunnen classificeren. Hun eventuele steunribben zijn onbrandbaar of zijn opgebouwd uit volle houten’profielen met ten minste 40 mm als kleinste dikte. 2. Behalve de artikelen waarvan afwijking wordt verleend, blijven de voorschriften opgelegd in artikel 52 (..) geldig, zelfs indien de totale oppervlakte van de verkooplokalen en de eraan grenzende lokalen die als warenopslagplaats dienen, door de aanwezigheid van de werven kleiner wordt dan 2 000 m². 3. Het deel van het automatisch werkend blussingsnet,dat zich binnen de werfruimte bevindt, blijft in goede werkingsstaat tijdens de hele duur van de werf, tenzij de werkzaamheden ook op dit blussingsnet betrekking hebben. In dit geval beperkt het buiten werking stellen ervan zich tot de zone en de duur van het werk aan het blussingsnet. 4. Het uitvoeren van brandgevaarlijke werken binnen de werf mag slechts gebeuren na opstellen van een “vuurvergunning” en mits naleven van de voorwaarden erin opgelegd. 4.1. Als brandgevaarlijke werken worden ondermeer bedoeld: – bewerkingen met open vuur of vlam; – lassen, snijbranden, solderen, verwarmen; – werken waarbij brandgevaarlijke stoffen betrokken zijn. 4.2. Met “vuurvergunning” wordt een document bedoeld: 4.2. 1. dat de toelating verleent om brandgevaarlijke werken uit te voeren; 4.2.2. dat ondertekend is, met bewaring van een kopij, door al de volgende personen: – de werkgever of zijn aangestelde; – het hoofd van de dienst voor veiligheid, gezondheid en verdraaiing der werkplaatsen; – de zaakvoerder wat de werven ingericht in bijhuizen betreft; – de uitvoerder, die een onderaannemer kan zijn; 4.2.3. waarin vermeld is: – de plaats van het werk; – welke bewerkingen uitgevoerd moeten worden en op welke installaties; – de datum, het beginuur en de duur der werkzaamheden; 4.2.4. waarin de algemene en de bijzondere, aan plaats en aard van de werf verbonden, veiligheidsvoorschriften vermeld zijn die overeenstemmen met de code van goede praktijk voor brandgevaarlijke werken. 5. De uitbater verwittigt schriftelijk en ten minste acht dagen vooraf, de burgemeester en de ambtenaar belast met het hoog toezicht inzake de arbeidsveiligheid van het bestaan van een werf.

CONTRACTUELE VOORWAARDEN VERKOOP, HUUR EN ONDERHOUD BRANDBLUSAPPARATEN

ALGEMENE VOORWAARDEN :

1. De termijnen voor de levering en voor het ter beschikking stellen van het materieel zijn een aanwijzing. Geen enkele vertraging in de levering mag aanleiding geven tot schadevergoeding of vernietiging van de bestelling.

2. Behoudens andersluidende bepalingen gelden de op de voorzijde vermelde voorwaarden “Vertrek af fabriek”. Daarenboven worden alle leverings- en eventuele plaatsingskosten aangerekend. Het vervoer van het materieel vanaf de productieplaats tot de leveringsplaats geschiedt altijd onder de uitsluitende verantwoordelijkheid van de klant.

3. Op straf van nietigheid, moet iedere klacht binnen de 48 uur van de levering bij aangetekend schrijven aan BV ICADIS betekend worden.

4. De rekeningen, zonder korting, zijn betaalbaar op de zetel van de BV ICADIS op de vastgestelde vervaldag. Bij gebrek aan betaling op de vervaldag, zal het onbetaald bedrag verhoogd worden van rechtswege en zonder aanmaning met een bedrag van 12%, met een minimum van €50,-, uit hoofde van forfaitaire vergoeding en zonder herleiding van de kosten van inning en met een verwijlintrest van 1% per maand, voor elke aangevangen maand die als vervallen wordt beschouwd.

5. Behoudens andersluidend beding blijft de hieronder opgesomde koopwaar eigendom van de BV ICADIS en mag ze niet worden verder verkocht of geïncorporeerd tot de volledige betaling van de betrokken factuur. Hetzelfde geldt in geval van faillissement, van gerechtelijk akkoord of van elke andere situatie van samenloop, blijven de goederen, die zich bevinden op de maatschappelijke zetel, op de uitbatingszetel van de klant of op elke andere plaats die is aangeduid als leveringsplaats, de eigendom van de BV ICADIS.

6. De klant ziet uitdrukkelijk af van elke eis tegen BV Icadis voor het deel van het schadebedrag dat de dekking van de verzekeringspolis Burgerlijke aansprakelijkheid van BV Icadis overschrijdt. Een kopie van deze polis kan op eenvoudig verzoek bekomen worden bij BV Icadis.

7. Indien de koper een natuurlijke persoon of rechtspersoon is die de koopwaar uitsluitend verwerft en gebruikt voor niet beroepsmatige doeleinden, worden de bepalingen die strijdig zouden zijn met de geldende wet die van toepassing en ter bescherming is voor de consumenten, als niet beschreven beschouwd.

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR HUUR EN ONDERHOUD

8. Zonder afbreuk te doen aan artikel 10 hieronder, is het contract onderschreven voor een periode van 3 jaar, stilzwijgend hernieuwbaar voor dezelfde periode, behoudens opzegging door één van de partijen bij aangetekend schrijven drie maanden voor de vervaldag van het contract.

9. De beide partijen behouden zich evenwel het recht voor, jaarlijks aan deze overeenkomst een einde te stellen, mits vooropzeg drie maanden voor de vervaldag, bij aangetekend schrijven gegeven. Indien het de onderschrijver is die gebruik maakt van dit recht, zal hij een afnemende vergoeding moeten betalen gelijk aan 50% van het totaal der premies welke nog te lopen blijven van de in gang zijnde periode van 3 jaar, met een minimum van een jaarlijkse premie.

10. Anderzijds in geval van niet betaling, zelfs gedeeltelijk, van de premie op de vervaldag, behoudt de BV ICADIS zich het recht voor de lopende overeenkomst eenzijdig en onmiddellijk te beëindigen, zonder voorafgaande ingebrekestelling en zonder dat deze beëindiging recht geeft op enige schadeloosstelling.

11. Elke verandering in de toestand van de onderschrijver, zoals stopzetting van de activiteit of omvorming of inbreng in de maatschappij, verkoop van het gebouw enz … moet aan de BV ICADIS per aangetekend schrijven medegedeeld worden. Geen enkele andere manier van kennisgeving zal in aanmerking genomen worden, zoals één eenvoudige telefonische mededeling of de betaling van de jaarlijkse premie door een andere persoon dan de onderschrijver. Bij gebrek aan de hogervermelde kennisgeving en wat ook de duur van de tussengekomen verandering weze, blijft de onderschrijver steeds persoonlijk verplicht alle vervallen of nog te vervallen premies te betalen. Indien het om een huurcontract gaat, blijft hij eveneens verplicht de toestellen terug te geven of de tegenwaarde ervan te betalen aan de in voege zijnde tariefprijs. Nochtans, is de opzegvergoeding niet verschuldigd en wordt de onderschrijver van elke verplichting ontheven indien bij het stopzetten van zijn zaak, de nieuwe uitbater schriftelijk zijn akkoord bevestigt het contract over te nemen of een nieuw te onderschrijven.

12. Het bedrag der jaarlijkse premies zal aangepast worden volgens de volgende herzieningsformule:

(Basishuurprijs x nieuw indexcijfer) / (Aanvangsindexcijfer)

Index: indexcijfer van de prijzen bij gebruik.

13. Jaarlijks nazicht:

Het is uitdrukkelijk bepaald dat de in huur gegeven apparaten in nieuwe staat zijn en beproefd worden voor de levering. Het nazicht voorzien door het huurcontract zal de eerste maal geschieden in de loop van de tweede periode van twaalf maanden van het contract.

Hetzelfde geldt in geval van onderhoudscontract voor het voorzien nazicht indien het contract betrekking heeft op gelijktijdig nieuw verkocht materieel. De BV ICADIS mag niet verantwoordelijk gesteld worden voor de schade voortvloeiend uit het feit dat er een termijn van meer dan één jaar afgelopen is tussen twee nazichten voor zover ICADIS zich van zijn verplichting kwijt binnen de contractuele periode.

14. Adresverandering – verplaatsing van apparaten

Elke adresverandering of verplaatsing van apparaten zal onmiddellijk medegedeeld worden aan de BV ICADIS, zoniet zullen de daaruit voortvloeiende administratieve kosten van opzoekingen en andere in rekening gebracht worden.

15. Afwezigheid

Indien de nazichter geen toegang tot de apparaten heeft, ten gevolge van afwezigheid of om gelijk welke andere reden, zal de BV ICADIS ontslagen zijn van de controle voor de lopende periode, door het afgeven van een aanmeldingskaart uitgezonderd indien de klant het initiatief voor een andere afspraak heeft gemaakt.

16. De onderschrijver zal de water- en schuimapparaten op een vorstvrije plaats onderbrengen.

17. In geval van betwisting zijn alleen de Rechtbanken van het arrondissement Brussel of Antwerpen bevoegd, in voorkomend geval het Vredegerecht, eerste kanton te Brussel of het Vredegerecht, vijfde kanton te Antwerpen. Het toepasselijk recht is het Belgisch recht

Menu